Toen ik zo'n negen jaar geleden aan het station van mijn thuisstad Brugge passeerde had Circus Pauwels er hun tent opgezet. Als student van de circushogeschool en als circusvriend besloot ik ze een bezoekje te brengen. Het clownsduo Charles en Marquis Pauwels zal me altijd bij blijven met hun ballon nummertje. Ook het beeld van de kleine Charlie die als hyperkineet van links naar rechts door de piste loopt om zijn diabolo's op te vangen staat voor eeuwig op mijn netvlies gegrift.
Na een korte introductie stelden ze me voor om mijn koordnummertje in de piste te brengen tijdens de tweede voorstelling de volgende dag. Een uurtje later was ik daar gezet met mijn materiaal. Ze vonden dat mijn nummertje echt iets voor hippies was. Met een salopet als kostuum en een ongeschoren baard. Maar Charlot, de padres familias had het wel voor me en stak met een knipoog zijn duim in de lucht. Het was het begin van mijn vriendschap met de familie Pauwels.
Dit is het verhaal van Charles en Charlie.
“Ik ben een zevende generatie circusartiest. Mijn vader, een zeer geliefde witte clown, heette ook Charles Pauwels. Mijn vroegste herinnering is dat hij met mij in zijn armen naar de sterren kijkt. Hij leerde me om me klein en vol respect open te stellen voor mens en maatschappij. Want boven alles zijn we allemaal gewone mensen. Mijn moeder komt uit Hongarije en ook zij stamt af van een circusdynastie. Anna Catharina Eötvös heette ze, maar ze werd door iedereen ‘Anyukam’ genoemd, wat zo goed als ‘lieve mama’ wil zeggen. Ze was een geweldige jongleur, zoals velen uit de Eötvös familie.
Mijn kindertijd spendeerde ik zes maanden per jaar in Parijs. We hadden er een vaste stek in de Jardin d’Acclimatation. Tijdens de week gingen we gewoon naar school. Maar op woensdag en in het weekend stonden we al vanaf we konden lopen in de piste van het circus. Mijn broer, Marquis Pauwels Junior, had nooit echt interesse voor school. In zijn rugzakje zaten geen schoolboeken maar hoefijzers en pikante boekjes. Hij voerde er een lucratief handeltje mee.
Na zes maanden op dezelfde plek vertrok onze familie telkens op rondreis in Frankrijk. Vooral in Bretagne was ons familiecircus ‘Cirque Pauwels’ erg geliefd. In die tijd werd het circus elke dag op- en afgebouwd in een ander dorpje of stad. Samen met de familie, grootvader Pepête, mijn nonkel Marquis (van Circus Samuel Pauwels, red.), mijn vader en moeder en nog één of twee andere families werd alles klaargespeeld. Een huzarenstuk! Want we hadden een tent waar zeker zevenhonderd mensen in pasten en in die tijd bestonden er nog geen automatische hamers voor de piketten of vorkheftrucks voor de masten.
Toen ik wat ouder werd, was ik blij wanneer we terug op tournee vertrokken. Ik was nogal een sloeber en had in elk stadje een ander schatje. Dat waren nogal tijden! Tot zes uur ‘s morgens naar de discotheek en om zeven uur de tent beginnen opbouwen. Het was een vorm van topsport.
Ik was heel polyvalent in het circus. Ik had een act met de rola rola, ik deed ladderbalans, trampoline, main à main, jonglage maar ook antipode en ik had een sterk handstandnummer. Ook al waren mijn vader en grootvader grote clowns, ik heb nooit de maquillage of de kostuums van de klassieke clowns gedragen. Maar toch zat er altijd een komische noot in mijn optredens. Samen met mijn broer heb ik wel klassieke clownsnummers gebracht. Vooral onze routine met de ballonnen, waar de ene na de andere ballon ontploft, had veel succes. Ooit heeft er een vrouw in haar broek geplast omdat ze niet bijkwam van het lachen!
Het meeste heb ik geleerd van mijn grootvader Pepête. Mijn vader was bezig met het regelen van de circuszaken dus zorgde Pepête voor mijn circustraining. Hij was heel strikt. Want een flikflak moet je niet als een chimpansee springen. Als ik na twintig keer proberen nog steeds mijn armen niet gestrekt had, deed hij wel eens zijn riem uit om mij een klets op mijn kont te geven. Maar de training was al bij al schappelijk.
In 1991 zijn we na een reeks gala’s definitief uit Frankrijk vertrokken richting België – terug naar de wortels van onze familie, met de Gentenaar Frédéric Pauwels als stamvader. Voor die tournee zochten we nieuwe artiesten. Dat gebeurde destijds via de telefoon. De Dakota’s waren nog beschikbaar en aangezien mijn vader ze kende, nodigden we ze uit om het seizoen bij ons te werken. Negenentwintig jaar later reis ik nog altijd met Ilaila Taini ‘Dakota’ rond. Niemand had toentertijd gedacht dat ze de vrouw van mijn leven ging worden en me drie prachtige kinderen zou schenken.
Mijn oudste zoon heb ik uit respect voor mijn vader en overgrootvader ook Charles genoemd. In de familie zit er een traditie in het doorgeven van namen. Van oud naar jong heten we Charlot (mijn vader), Charles (ikzelf) en Charlie (mijn oudste zoon). Charlie is intussen zeventien en werkt als august. Hij heeft het komische en muzikale talent van zijn grootvader geërfd en leeft en werkt in het circus. Ook mijn dochter Talia, die nu acht jaar is, zet haar eerste stapjes in de piste. Voor mijn jongste zoon van vier maand is het nog koffiedik kijken, maar ik heb alvast grote dromen voor hem. In zijn snoetje is nu al een echte entertainer merkbaar.”
Mijn eerste levendige herinnering van een circuspiste komt van toen ik 4 jaar was. Samen bracht ik met mijn vader een komische entree van de automaat. Ik stond in het midden van het circus op een tafel als robot. Mijn vader manipuleerde mij. Hij deed mijn ene arm omhoog en de andere ging omlaag. Wanneer hij wisselde kreeg hij een klets van de ‘automatische’ arm enzovoort.
Van het moment dat ik kon lopen kreeg ik een kostuum van mijn moeder en stond ik tijdens de finale van het circus in de piste. Al doende leer je in het circus. Maar het is aan mijn grootvader, Charlot Pauwels, te danken dat ik een mooie klank uit mijn trompet krijg. Ook clownerie heb ik van hem en ook van mijn vader Charles geleerd. Mijn mama zorgde er steeds voor dat ik ordentelijk en netjes in de piste stond.
Mijn kindertijd in het circus was op’t gemak. In tegenstelling tot nu moest ik toen geen montage, demontage en reclamerondes doen. Ik mocht enkel de optredens meedoen en daar keek ik steeds naar uit. We stonden in op een vaste plek in Boom voor 5 jaar. Elke dag ging ik naar school. Dat zorgde ook voor extra bezoekjes aan het circus. Zelf was ik veel bij Robert Baroness, een kind van het gelijknamige circus die ongeveer dezelfde leeftijd als mij had.
Toen we opnieuw begonnen reizen kwam er 4 dagen per week een leerkracht in het circus les geven. Toen er examens waren kwamen alle kinderen van het circus samen. Natasha van circus Pipo, de drie kinderen van circus Baroness en ik. Zo gingen we allemaal samen onze proefwerken doen.
Gelukkig moet ik nu niet langer naar school gaan want hoe dan ook wil ik verder gaan met het circus. Ik wil niet noodzakelijk met een tent rondreizen want dat is echt harde labeur. Als ik de kans zou hebben om op een cruise schip te werken zou ik dat zeker willen ervaren. Of een tournee van circusvoorstelling in een theaterzalen lijkt me ook heel tof. Een beetje zoals mijn neef Samuel Pauwels heeft gedaan met zijn ‘Folie Sur Scene’. zie een vroegere blog
Zolang het in de lijn ligt van een spektakel wil ik het proberen. Maar ik moet vooral clown kunnen zijn. Want als ik de clown niet kan uithangen word ik nerveus. Ook als ik eigenlijk een serieuze rol moet aannemen blijf ik toch altijd een beetje clown. Het is sterker dan mezelf.
Misschien dat ik ooit mijn eigen circus begin, dat zou ik wel leuk vinden. De terugkeer van Circus Pauwels! Maar momenteel is dat nog niet aan de orde. Ik heb nog te veel dat ik wil leren. Zo ben ik momenteel elke dag aan het trainen om mijn niveau van acrobatie wat op te krikken. Vroeger deden alle clowns rondat salto. Nu zie je zelden acrobatie in clown nummers. Daarnaast wil ik ook graag mijn eigen clown-reprises gaan schrijven. Alle oude reprises zijn gedaan en overgedaan. Ik wil de ervaring die ik met de oude entrees heb opgedaan smeden tot nieuw werk.
De toekomst van het circus is natuurlijk een groot vraagteken. Misschien komen de dieren nog terug, misschien worden alle dieren verboden. Misschien is er momenteel meer publiek voor straattheater en modern circus en minder voor de traditionele voorstelling. Dat is geen probleem voor mij. Zo werkte ik in 2019 nog samen met Stefaan De Winter in Smells like circus. Een artiest moet zich aanpassen aan wat het publiek wil zien. Niet omgekeerd.
Wat ik echter niet kunnen vond was iemand die helemaal kaal geschoren in zijn blootje op bokshandschoenen handenstand ging doen. Dat is geen circus maar spektakel. Circus is ook voor kinderen, en er waren kinderen in de zaal op dat moment. Dat vind ik niet kunnen.
Voor straatartiesten heb ik ook veel respect. Er zijn er die stukken beter zijn dan circusmensen die in het vak geboren zijn. Denk maar aan de jongleurs die aan de rode lichten staan te jongleren. Soms doen ze manipulaties met een kegel die we in het traditioneel circus nog nooit hebben gezien. Maar dat blijft voor mij circus. Ze steken het in hun eigen kleedje. Zo heb je circusnummertjes in flamenco stijl of rock stijl, daarnaast heb je ook hedendaags circus. De artiesten kiezen zelf of ze liever aan de rode lichten of op straat optreden of in een circustent.
Het grote verschil is dat wij met de hele familie op stap zijn. Dat is tof maar natuurlijk zijn er soms spanning. Maar eens in de piste zetten we alle problemen aan de kant. Dat geeft soms een extra energie aan de voorstelling. Vorig jaar deed ik bijvoorbeeld de entree van de boks met Daniel Baroness. Als we voor de voorstelling een discussie hadden werden de klappen in de piste wel wat harder en raker maar het werd nooit buitensporig geweld. We blijven professioneel.
Comments